17.2.18

17 februari. Doei Tommy...


Vandaag neem ik weer een stukje afscheid van Laura, deze keer in de vorm van Tommy. Tommy is een kater die bijna drie jaar geleden in een doos naast de bank in de woonkamer geboren is.
Laura was helemaal blij met het nestje jonge katjes.  Ze heeft eigenlijk weinig gespijbeld in haar leven maar op de ochtend dat ze geboren werden is ze later naar school gegaan dan de bedoeling was.
Ze vertroetelde de poezen en vond het heerlijk om ze, als ze uit school kwam, aan te halen en er mee op de bank te kroelen. Toen ze in de kliniek was miste ze de dieren dan ook behoorlijk en ze heeft me bijna zo ver gekregen dat ik er stiekem één mee zou nemen voor een uurtje.
De poezen hoorden dus vooral bij Laura. Nu ze er niet meer is, merk ik dat ik het steeds meer als opgave ga zien om voor twee katten te zorgen. Ze hebben recht op goede verzorging en dat kan nu beter bij iemand anders. Voorlopig blijft de andere poes Yolo nog wel.
Vandaag wordt Tommy opgehaald. Het is beter zo, al vind ik het toch ook lastig. Het is alsof er weer een klein stukje van Laura letterlijk de deur uit gaat.

13.2.18

13 februari. The day after


De dag na mijn verjaardag.

Wat zag ik tegen die dag op, al weken merkte ik dat het me dwars zat.
Laura zo te zullen missen. Jarig moeten zijn terwijl ik me ver van feestelijk zou voelen.

Met dat het dichterbij komt kan ik meer los laten. Ik weet uit ervaring na het overlijden van Lennard, dat het niet zo veel zin heeft om de dag tot in detail te regiseren. Er gaan altijd dingen anders dan je het plant. Wanneer ik wil dat er niets buiten die planning om gebeurt krijg ik stress, en dat moet en wil ik mezelf niet aan doen.
Het enige wat ik echt niet wil, is een kamer vol bezoek, maar zo ver komt het niet.

's Morgens vroeg ga ik naar de begraafplaats en leg ik een paar roosjes neer bij mijn kinderen, zoals ik me had voorgenomen.
Het is er zo mooi! De zon schijnt en een heel dun laagje sneeuw bedekt de grond.
Het is verdrietig, maar ook goed voor me om de dag hier te beginnen.

Ik laat me feliciteren door mensen die dat willen en laat ik het bezoek binnen dat komt. Ik neem de cadeautjes aan die de jongens, andere familie en vrienden voor me hebben mee genomen. En we eten een taartje.
Ik maak 's avonds lekker eten klaar en we zitten met fijn gezelschap aan tafel.

Ik bedenk in de loop van de laatste week, dat hoewel ik me niet feestelijk voel, ik het me zelf niet moet ontnemen dat er mensen voor me zijn die me willen steunen en er voor me willen zijn. Familie en vrienden die ik gewoon nodig heb op deze dag.

Ik merk dat er zo veel mensen om me heen staan, die er voor me willen zijn. Mensen die een lief meelevend berichtje of appje sturen. Die begrijpen dat het een moeilijke dag is, waarop ik Laura en Lennard extra mis.
Het voelt als een warme deken als ik besef hoeveel meeleven er is en hoeveel mensen dit laten weten. Ik bedenk dat ik het de mensen om me heen ook niet moet ontnemen om er voor mij te zijn.


In de middag wandel ik samen met mijn zus nog een keer de kant van de begraafplaats op. Nóg maar even daar zijn. Omdat ze er zo bij horen.

We praten over Laura en over haar laatste periode. Het is goed en fijn om haar zo op deze dag aandacht te geven.

We hebben het over Lennard, die lieve Len...


En ooh... wat mis ik mijn meisje. Haar lieve aandacht en aanwezigheid, het ontbijtje op bed, haar stem, haar zorg, en haar vrolijkheid van voor dat ze ziek werd.
Haar knuffels en het zingen boven op haar kamer.
Het schrijnt de hele dag door.
Wat mis ik mijn ventje, al is het raar om te merken dat het missen van hem zo veel anders voelt dan in het begin.

Vandaag is het tweede dag in mijn nieuwe levensjaar.
Er ligt een heel nieuw jaar voor me. Zonder Laura en zonder Lennard.
Het voelt als een eeuwigheid die ik niet door kan komen. Maar het zal moeten.

Ik zal verder moeten zonder hen.
En ik wíl ook verder, maar hun afwezigheid zal me verdriet geven.
Het voelt als een enorme berg die voor me staat.


11.2.18

11 februari. Kleine jongen (2)

Het is al wat later in de middag als ik over de snelweg rijd. Mijn bestemming is een dorp aan de rand van de Gelderse Vallei, naar de ouders en de familie van het overleden vriendje van Lennard.

Ik kom aan, er staat een lange rij mensen te wachten voor de kerk, waar ik aansluit. Het is een rare gewaarwording om nu als bezoeker bij een condoleance aanwezig te zijn, in plaats van de ouder te zijn van het overleden kind.
Het zet me aan de andere kant: Die van de omstander, in plaats van deelnemer.

Onderweg en in de rij denk ik aan de ouders en het gezin dat zoveel zorg had voor en om dit jongetje. Zij staan nu helemaal aan het begin van de periode van rouwen.
Het maakt dat ik besef dat ik, nadat Lennard overleed al zoveel ervaring heb opgedaan in het rouwen.
Dat ik na Laura's sterven al drie maanden verder ben. Het is nog niet zo lang maar toch...
Drie maanden ervaring rijker. Ik zou het liever niet hebben meegemaakt, maar ik kan bedenken dat ik daar toch doorheen gekomen ben. Dat ik het tot hier toe gered heb.

Ik kom in de zaal waar de familie staat en zie het verdriet om hun lieve zoontje en broertje.
Ik weet zo goed hoe dit voor hen is, waar ze doorheen gaan en wat hen te wachten staat.
Ik omhels de moeder van dit lieve kind en probeer er zo voor haar te zijn.
Ik schud de vader en de zussen en broer de hand en toon mijn meeleven.

Wat doet het me allemaal denken aan mijn eigen situatie zes jaar terug.
Er zijn zó veel overeenkomsten.

Ik loop door om de rest van de familie te condoleren en kom daarna bij het kistje waar het jongetje in ligt.
Het is aangrijpend om te zien.
Zijn gezichtje zo lief en herkenbaar, maar o zo stil.
Wat is het verdrietig...
Het raakt me diep.

Ik zie mijn eigen lieve Lennard weer voor me zoals hij ruim zes jaar geleden in zijn kistje lag.
Het kleine witte schaapje onder zijn armpje. Wat was het verdrietig...
Ik denk aan mijn lieve Laura met haar eveneens verstilde gezicht...
Wat is het verdrietig..

Ik loop weer naar buiten en ik huil.
Omdat het zo erg is dat deze mensen nu hun lieveling moeten missen.
Om het verdriet dat ik op hun gezichten lees.
Omdat het mijn eigen pijn aanraakt.
Omdat ik zelf mijn eigen kinderen zo mis.

9.2.18

9 februari. Kleine jongen...

Het is aan het eind van de ochtend als de postbode een aantal brieven door de brievenbus gooit. Ik loop naar de gang om te kijken wat hij heeft gebracht. Er liggen twee brieven. Eén van mijn moeder, en een rouwbrief.

Razendsnel gaan mijn gedachten om te bedenken wie er kan zijn overleden in mijn omgeving. Ik kan eigenlijk niemand bedenken, behalve...

Ik kijk in de enveloppe, en lees de kaart. Daar staat wat ik al vermoedde.
Een kleine jongen, een vriendje van Lennard dat samen met hem in het kinderhospice logeerde, is gestorven.

Ik lees de woorden en laat langzaam tot me doordringen wat ze me te zeggen hebben. Ik denk aan de ouders, de zusjes en het broertje van dit ventje.

Ik denk er aan hoe het nu bij hen thuis zal zijn.
Hoe stil het is in huis.
Hoe ze hem misschien nog bij zich hebben, maar weten dat ze afscheid moeten gaan nemen.
Hoe verdrietig ze zullen zijn en het niet kunnen bevatten dat hij er echt niet meer is.
Hoe hij misschien in zijn bedje ligt, waar ze nog naast hem kunnen zitten en hem over zijn wangetje strelen.

Deze kleine jongen die me zoveel aan Lennard herinnert.
Hij had dezelfde uitstraling: Aandoenlijk lief...  Alleen maar lief...
Net zoals Lennard had hij continue zorg nodig en op een paar maanden na is hij even oud geworden.
Wat zijn er veel overeenkomsten, wat komt het overlijden van Lennard daardoor ineens weer dichtbij.

Ik zie mijn eigen kleine jongen weer voor me, liggend in zijn bedje, waar ik naast hem sta om zijn wangetjes nog een keer te strelen. Het kleine witte schaapje onder zijn armpje.

Mijn hart gaat uit naar deze mensen, de ouders en de kinderen, die ik al een poos niet gezien heb, maar waarmee ik me al die tijd verbonden heb gevoeld.
Ik weet hoe het voor ze moet zijn, nu ze weten dat ze hun lieveling moeten begraven en hem zullen gaan missen.

Ik denk aan ze en bid voor ze, om kracht en de nabijheid van Gods troostende armen.

7.2.18

7 februari. De hemel is dichtbij.




Het is een dag waarop het niet wil. De tranen zijn er voortdurend.
Ik huil, om alles wat er is gebeurd.
Ik huil omdat Laura er niet meer is, omdat ik haar zo verschrikkelijk mis,
omdat ik besef dat ze hier nooit, nóóit meer terug komt.

Na de ochtend thuis doorgebracht te hebben, besluit ik te gaan wandelen en naar de begraafplaats te gaan. Dat is eigenlijk de enige en de beste plek waar ik kan zijn.

Het is koud buiten, maar het is mooi weer. De zon schijnt volop. Na de sombere en donkere afgelopen maanden is het wennen om het felle licht in mijn ogen te hebben. Ik loop over de dijk en de zon schijnt op mijn gezicht. Ondanks de koude wind straalt er een beetje warmte op mijn wangen.

Ik kijk over het water en ik kijk omhoog. Wat is de lucht mooi blauw! Wat kan je ver kijken als er geen wolken zijn! De kleuren zijn intens en helder.

In de afgelopen tijd heb ik het met een aantal mensen gehad over het weer, dat paste bij mijn situatie. Zwaar bewolkt was het steeds, en regenachtig. Donker en somber. Het tekent de periode waarin mijn leven verkeert. Mensen vragen me of ik het zal verdragen als de lucht weer blauw zal kleuren, omdat dat niet strookt met hoe ik me voel. En natuurlijk is het een tegenstelling.

Maar als de lucht blauw is en er zijn geen grijze wolken, ben ik daar toch blij mee.
Wanneer de wolken ontbreken heb ik het gevoel dat ik zo de hemel in kan kijken, dat de hemel een stuk dichterbij is.
Daarmee is het alsof mijn lieve kinderen meteen ook dichterbij zijn.
Het is een fijne gedachte!

Als ik bedenk dat zij nu bij Jezus zijn, dan kan het niet anders, dan dat ook Hij dichterbij ons is.
Wij mensen praten vaak over de hemel alsof het een plek is die heel ver weg is, en onbereikbaar. Maar klopt dat wel?
Wij erváren het vaak zo, maar dat betekent niet dat God niet dichtbij ís.

Ik loop verder naar de begraafplaats en kom bij het graf van Laura, waar de hartjes door de zon beschenen worden en waar de eerste bolletjes met een klein puntje boven de grond uit steken.
Ik sta een poos stil bij haar en denk aan mijn meisje.

Dan loop ik naar het grafje van Lennard, waar de zon de kleuren van de regenboog op zijn monumentje intensiveert.
Dat regenboogje, het teken van Gods trouw, staat daar als een klein en fier teken van hoop.

Ik kijk omhoog en denk aan ze. Waar zijn jullie nu? Zie je mij? En wat doe je nu? Ik ben er zo benieuwd naar!













Ik verlang naar het voorjaar en de zomer waarin de zon zal schijnen en de lucht blauw zal zijn.
Ik verlang er naar om dan steeds weer omhoog te kunnen kijken en te bedenken dat mijn kinderen dichter bij zijn dan ik kan vermoeden.

Natuurlijk weet ik niet precies hoe ver ze bij me vandaan zijn, maar ik weet wél zeker dat ze bij Jezus zijn. Ze zijn er gelukkig en verlost van het lijden. Wat gun ik hen dat!

Ik verlang er naar om Laura en Lennard ooit terug te zien.
Dan zal ook ik volmaakt gelukkig zijn, samen met hen en met heel veel anderen, omdat we bij Jezus zijn, zoals Hij ons bedoeld heeft.

Ik kijk naar de hemel. De lucht is zo mooi blauw!
Het geeft me hoop op de toekomst, al is het nu nog zo verdrietig en huil ik hele dagen lang...

Ik kijk omhoog de blauwe lucht in, ik zie de hemel, en ik weet dat die niet ver weg kan zijn.

5.2.18

5 februari. Mijn verjaardag... Vieren?

Na het overlijden van Lennard zijn er zes jaar voorbijgegaan. In die jaren ben ik verder gegaan met het leven. Alles wat we de eerste keer zonder hem deden was pijnlijk. De eerste verjaardag, en de kerst, het eerste voorjaar en de zomer, Lennard zijn eigen
geboortedag. Er kwamen zoveel momenten in een jaar waarop ik hem extra miste.

Lees deze blog verder op de website van Ik mis je.EO


3.2.18

1 Februari. Een stukje afscheid

Afscheid nemen van Laura, dat is iets wat er op veel manieren gebeurt.  Het zit in grote en kleine dingen. Soms is het er ineens doordat ik met haar geconfronteerd word op onverwachte momenten. Als ik haar fiets zie staan in de schuur; ze zal er nooit meer op fietsen. En haar slippers tegen kom in een kast in de berging. Haar spullen zal ze niet meer gebruiken en ik moet ze opruimen, of weg doen. Er afscheid van nemen.
Maar elke keer is het vooral weer afscheid nemen van Laura zelf.

Afscheid nemen kan ik ook bewust doen, door er naar toe te werken en er mee bezig te zijn in mijn hoofd.
Vandaag zet ik bewust een stap in het afscheid nemen van de mensen in de kliniek. Het zal nog niet definitief zijn, maar het ís een stap.

Alle sociotherapeuten van de kliniek hebben met Laura gewerkt. Zij zorgden voor haar in het dagelijkse leven en begeleidden haar bij alle dagelijkse dingen als het nodig was. Ze zagen haar als ze net uit bed kwam en aten met haar. Als ze humeurig was of slecht in haar vel zat hielpen ze haar door met haar te praten. Ze zagen in het afgelopen jaar meer van haar dan ik, omdat ze het overgrote deel van haar tijd daar doorbracht.

Omdat ze er 11 maanden heeft gewoond kende zij ze allemaal en hebben ze allemaal hun zorg aan Laura gegeven. De één wat minder en de ander veel meer.
Ik heb voor alle medewerkers een bedankje gemaakt en vandaag ga ik ze er heen brengen. Tijdens het maken er van kon ik mijn gedachten laten gaan over hoe deze mensen voor Laura gezorgd hebben en over hoe ze het laatste jaar Laura van dicht bij hebben meegemaakt.

Ik denk aan de vaak moeilijke gesprekken die er waren, samen met Laura en aan de dingen die Laura soms over hen vertelde. Aan de goede band die Laura met veel van hen had. Ik denk aan de zorg die ze voor haar hadden en die ze naar mij toe uitspraken. Als het niet goed ging met Laura kon ik met hen bellen en mijn zorgen om haar met hen delen. En soms was er gewoon ook even tijd voor mij om even te praten als ik daar was.

Ik denk ook aan de leuke verhalen die Laura vertelde over wat ze met hen meemaakte, want het leven in een kliniek  is soms net als het leven thuis. Er werd gesport, gekookt, de was werd er gedaan en er werden moppen getapt. Ze gingen skaten, fietsen, knutselen, sporten en kanoën. Vaak met een hele groep waar ook de begeleiding aan deel nam. Er werden boodschappen gedaan en spelletjes. Cake gebakken en moestuintjes gekweekt. En er werden geintjes met elkaar uitgehaald. Veel verhalen heb ik wel van Laura gehoord, waardoor ik de sociotherapeuten ook een beetje leerde kennen.

Met een mandje vol hartjes loop ik op de afgesproken tijd naar binnen waar ze al op me wachten. Het voelt nog zo vertrouwd om hier weer heen te lopen, al is het ook beladen, omdat Laura hier is overleden. Toch overheerst er het gevoel dat het prettig is om hier te zijn. Ondanks dat Laura een heel moeilijk jaar heeft gehad hier, is er zo goed voor haar gezorgd.

Met drie sociotherapeuten die Laura goed hebben gekend praat ik een hele tijd. Over hoe het nu gaat, met mij en met hen. Maar vooral over Laura. Wat is het fijn en bijzonder om hen over mijn meisje te horen praten. Hoe verdrietig het allemaal ook is, het doet goed om te merken dat het hen ook raakt dat Lau er niet meer is.

We bekijken foto's die daar zijn gemaakt en die ik nog niet eerder had gezien. Er worden verhalen verteld die ik nog niet wist. Laura heeft ook in de kliniek haar best gedaan om het een ander naar de zin te maken. Ze deed spelletjes met andere jongeren en stelde ze op hun gemak als ze nieuw waren. Ze deed haar corvee klusjes trouw en liet de rotklusjes niet liggen voor een ander. Ze wilde ook daar, ondanks haar eigen depressie en angst er voor een ander zijn. We lachen omdat ze zo grappig was en we huilen omdat ze er niet meer is.

Er wordt liefdevol over mijn meisje gepraat en ooh, wat doet me dat goed!  Wat ben ik trots op haar!!
Wat is het prettig voor mij om op deze manier afscheid te kunnen nemen van deze mensen en deze plek. Daar waar Laura haar laatste jaar gewoond heeft en waar ze me vast nog veel meer kunnen vertellen over haar. Dat gaat ook zeker nog gebeuren want ik krijg alle ruimte om nog terug te komen.
Een klein stukje afscheid is weer genomen. Met een lach en een traan.